Het is 1850 en Grietje groeit op als jongste kind in een straatarm gezin in Twente. Gelukkig vindt ze werk bij een rijke bankiersfamilie, waar ze voor de moeder van de bankier zorgt. Die vertelt de gekste verhalen en zegt dat haar kleindochter Adolfina een ondergeschoven kind is. Zijn dat slechts de hersenspinsels van een demente oude vrouw of verbergt de bankier iets?
Ondertussen verspreidt de Amerikakoorts zich, ook in Twente. Voor velen lijkt Amerika dé manier om de slechte oogsten, ziektes, hoge werkloosheid en armoede in Nederland te ontvluchten. Grietje niet wat ze moet doen als de man op wie ze verliefd is haar vraagt om met hem mee te gaan...