In Zoete Zee schetst Arie Kok een intiem en rauw portret van een gemeenschap die strijdt tegen het water, tegen de plannen van ambtenaren en ingenieurs, en tegen een tanend geloof in de goddelijke voorzienigheid.
Als de kotter van de Bargter familie Boon op volle zee bijna vergaat, wijst vader Braam zijn jongste zoon Izak als schuldige aan. Ten onrechte, vindt Izak. Maar het vertrouwen is weg en zijn versie van het verhaal wordt op Bargt niet geloofd. Izak verlaat het voormalige eiland, breekt met de tradities en het geloof en gaat in een polderschuur wonen. In het seizoen vist hij op paling, de andere maanden schildert hij, olieverf op doek. Op Bargt komt hij alleen als de zon onder is en het niet anders kan.
Als Izak jaren later zijn moeder naar het verzorgingshuis moet brengen en het ouderlijk huis in de verkoop gaat, blijkt het verleden hem meer te achtervolgen dan hem lief is. In een ultieme poging om achter de waarheid van zijn leven te komen, probeert hij de erecode van het dorp te breken. Hij moet alle zeilen bijzetten om de krachten die daarbij loskomen in de hand te houden.