Petronels ouders hebben zich aangesloten bij de Voortrekkers, een groep gelijkgestemde blanke boeren op zoek naar een eigen leefgebied in Zuid-Afrika. Het reizend bestaan bevalt Petronel goed, vooral met Lourens Botha in de buurt. Dan wordt op een donkere nacht in augustus 1836 het Voortrekkerskamp aangevallen door een wraakzuchtige bende. Petronel en Lourens ontdekken tot hun verbijstering dat ze de enige overlevenden van het bloedbad zijn.
De ontheemde Petronel vindt een onderkomen bij haar zus Sofia en haar gezin, maar heeft het daar niet makkelijk. Lourens zet alles op alles om een eigen plaas te kunnen kopen, zodat hij met Petronel een nieuw leven kan opbouwen. Maar Sofia en haar man werken hen tegen zo veel zij kunnen, en de onderlinge spanningen lopen op. Ten einde raad begaat Petronel een wanhoopsdaad die de verhoudingen voorgoed laat kantelen.
Dit sfeervolle en avontuurlijke verhaal over de Voortrekkers is tegelijk een wordingsroman, waarin twee jonge mensen ontdekken dat het leven zich zelden aftekent in zwart en wit, maar net zo kleurrijk is als het Zuid-Afrikaanse landschap.
'Feit en fictie meesterlijk verwerkt... De hoofdpersonen kruipen diep in je hart.' - Die Burger, Zuid-Afrikaans dagblad
'Een boeiende verbintenis tussen geschiedenis en fictie... Volkomen overtuigend.' - Chris van der Merwe, Litnet