Autofictief verhaal van een ras-Rotterdamse die opgroeide in de jaren vijftig en zestig, en volwassen werd in de woelige jaren zeventig. Van de naoorlogse kleinburgerlijkheid en de allesoverheersende christelijke moraal belandt ze in het milieu van gerepatrieerde Molukkers. Ze maakt vroeg kennis met de Rotterdamse penose, drugs en illegale gokholen, partnerruil, mislukte relaties en discriminatie. Haar uitweg lijkt de journalistiek, maar ook dat blijkt een jungle.