Gods liefde dringt door tot de donkerste plekken van kamp Terezin in Kristy Cambrons roman 'Geen musje zal vallen'.
1942, Londen. In 1939 ontvluchtte de half-joodse Kája Makovsky ternauwernood het door nazi's bezette Praag. Maar de bommenwerpers die nu over Londen vliegen, maken haar duidelijk dat de oorlog haar overal achtervolgt. Als ze hoort dat haar volk wordt uitgemoord, zet ze alles op het spel om haar familie uit Praag weg te krijgen voordat het te laat is. Wanneer de ontsnapping mislukt en Kája en haar familie worden gedeporteerd naar Terezin, ervaart ze daar een nieuwe roeping als lerares van de kinderen in het kamp.
New York, anno nu. Met de grootse opening van haar galerie en een sprookjeshuwelijk op stapel, zou Sera James gelukkig moeten zijn. Het tegendeel is echter waar. In een meedogenloze rechtszaak proberen Sera en haar verloofde William stand te houden tegen de beschuldigingen die hen voor het leven kunnen scheiden.
Geraakt door het hoopvolle verhaal van een klein meisje dat het kamp overleefde, vechten zowel Sera als Kája om ieder die hen dierbaar is, te beschermen.
'Geen musje zal vallen' is het tweede deel in een romanserie over kunstwerken die 'verdwenen' tijdens de Tweede Wereldoorlog en een los te lezen vervolg op 'De vlucht van de vlinder'.