In 'De boekhandel van de wereld' vertellen Andrew Pettegree en Arthur der Weduwen het verhaal van de opkomst en het grote succes van het bloeiende zeventiende-eeuwse Nederlandse boekenbedrijf. In de zeventiende eeuw was Nederland het centrum van de boekenwereld. In het verhaal over de Gouden Eeuw wordt dit zelden verteld. Het was de tijd van de voc, van Rembrandt en Vermeer, en alle aandacht is altijd uitgegaan naar de Hollandse schilderkunst. Maar per hoofd van de bevolking bezaten de inwoners van de Nederlandse republiek meer boeken dan in enig ander land in Europa. De mensen hier waren ongewoon goed geïnformeerd en politiek betrokken. Godsdiensttwisten, welvaart en politiek werden beïnvloed door wat er gelezen werd. Terwijl uitgevers elders in Europa failliet gingen, vernieuwden de Nederlandse uitgevers hun industrie: ze organiseerden boekveilingen en deden veel aan marketing en publiciteit. De aard van dat godvruchtige, welvarende, twistzieke en genereuze volk werd in belangrijke mate bepaald door wat het las.