Noëlle kijkt naar zichzelf in de spiegel en huivert. Ze voelt een diepe afkeer van zichzelf en is teleurgesteld in haar kinderen, vooral in die ene. Die gedraagt zich opstandig, schreeuwt en slaat om zich heen. Het verstoort het gezinsleven volledig. Het gedrag doet Noëlle denken aan de rare familie van haar moeder, met hun bijzondere verhalen, ruzies, misverstaan en onbegrip. Zolang ze leeft, heeft Noëlle zich verwonderd over deze familie en ze prijst zichzelf gelukkig dat zij niet zoals 'zij' is. Totdat in de alledaagse interacties met haar gezin de geschiedenis zich lijkt te herhalen. Angst maakt zich meester van Noëlle.Zij heeft een hekel aan haar eigen kind. Als ze dat hardop zegt tegen haar collega's, ziet ze hen schrikken: blijkbaar hoort dat niet. Toch voelt ze het echt zo. Is dat gek? Wat als er misschien niks mis is met het kind, maar juist met haar? Om zicht te krijgen op haar kwelgeesten duikt Noelle in de geschiedenis van haar familie en ontdekt ze patronen die niemand eerder zag. Ze doet haar onderzoek voorzichtig en liefdevol en begint te begrijpen wat er gespeeld heeft. Door het familieverhaal te doorgronden doorziet Noëlle wie ze is en wat ze doorgeeft. Generatie op generatie worden patronen en genen doorgegeven. Van de conflictschuwe geborgenheid van de ene familie tot het kleurrijke autistische palet van de andere. We lezen niets en tegelijkertijd alles over hoe ASS, Asperger, ADHD, PDD-NOS, hoogbegaafdheid, HSP, trauma, you name it... de mensen eromheen, de bijrijders, beïnvloedt. In dit auto fictionele verhaal, waarin Noëlle zich afvraagt waar haar vrolijke zelf is gebleven, ontdekt ze wie er echt aan het stuur zitten.